Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opkrassen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgekrast

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kras op
jij krast op
hij krast op
wij krassen op
jullie krassen op
zij krassen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opkras
dat jij opkrast
dat hij opkrast
dat wij opkrassen
dat jullie opkrassen
dat zij opkrassen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgekrast
jij hebt opgekrast
hij heeft opgekrast
wij hebben opgekrast
jullie hebben opgekrast
zij hebben opgekrast

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kraste op
jij kraste op
hij kraste op
wij krasten op
jullie krasten op
zij krasten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opkraste
dat jij opkraste
dat hij opkraste
dat wij opkrasten
dat jullie opkrasten
dat zij opkrasten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgekrast
jij had opgekrast
hij had opgekrast
wij hadden opgekrast
jullie hadden opgekrast
zij hadden opgekrast

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opkrassen
jij zult opkrassen
hij zal opkrassen
wij zullen opkrassen
jullie zullen opkrassen
zij zullen opkrassen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgekrast hebben
jij zult opgekrast hebben
hij zal opgekrast hebben
wij zullen opgekrast hebben
jullie zullen opgekrast hebben
zij zullen opgekrast hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opkrassen
jij zou opkrassen
hij zou opkrassen
wij zouden opkrassen
jullie zouden opkrassen
zij zouden opkrassen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgekrast hebben
jij zou opgekrast hebben
hij zou opgekrast hebben
wij zouden opgekrast hebben
jullie zouden opgekrast hebben
zij zouden opgekrast hebben

Gebiedende wijs
kras op

Aanvoegende wijs
opkrasse

Voorbeelden

  1. Geen kras op hem.
    Not a scratch on him.
  2. Er zit' n kras op.
    You scratched it.
  3. Maak er geen kras op.
    Don 't scratch it.
  4. Deze kras op haar nek.
    This scratch on her neck.
  5. Herriner je die kras op jou auto?
    Remember the scratch on your car?
  6. Hij heeft een lange kras op de zijkant.
    It has a long scrape down one side where it struck this sedan.
  7. Heb ik dan' n kras op m' n gezicht?
    Do I have a scratch on my face?
  8. Hoe heb je die kras op je kin gekregen?
    How 'd you get that scratch on your chin?
  9. Hoe weet je trouwens dat er een kras op zit?
    And how 'd you even know there was a scratch on this baby?
  10. Ja, nou, hoe kom je aan die kras op je gezicht?
    Yeah, well, where 'd you get the scrape on your face?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden