Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opkloppen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgeklopt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik klop op
jij klopt op
hij klopt op
wij kloppen op
jullie kloppen op
zij kloppen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opklop
dat jij opklopt
dat hij opklopt
dat wij opkloppen
dat jullie opkloppen
dat zij opkloppen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgeklopt
jij hebt opgeklopt
hij heeft opgeklopt
wij hebben opgeklopt
jullie hebben opgeklopt
zij hebben opgeklopt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik klopte op
jij klopte op
hij klopte op
wij klopten op
jullie klopten op
zij klopten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opklopte
dat jij opklopte
dat hij opklopte
dat wij opklopten
dat jullie opklopten
dat zij opklopten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgeklopt
jij had opgeklopt
hij had opgeklopt
wij hadden opgeklopt
jullie hadden opgeklopt
zij hadden opgeklopt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opkloppen
jij zult opkloppen
hij zal opkloppen
wij zullen opkloppen
jullie zullen opkloppen
zij zullen opkloppen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgeklopt hebben
jij zult opgeklopt hebben
hij zal opgeklopt hebben
wij zullen opgeklopt hebben
jullie zullen opgeklopt hebben
zij zullen opgeklopt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opkloppen
jij zou opkloppen
hij zou opkloppen
wij zouden opkloppen
jullie zouden opkloppen
zij zouden opkloppen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgeklopt hebben
jij zou opgeklopt hebben
hij zou opgeklopt hebben
wij zouden opgeklopt hebben
jullie zouden opgeklopt hebben
zij zouden opgeklopt hebben

Gebiedende wijs
klop op

Aanvoegende wijs
opkloppe

Voorbeelden

  1. [ Klop op de deur ]
    [ Knock on door ]
  2. [ Klop op de deur ]
    [ Knock at door ]
  3. Klop op zijn deur.
    Knock on his door.
  4. Klop op elke deur.
    Knock on every door.
  5. Een klop op je schouder.
    A pat on the back.
  6. Ik klop op je deur.
    That 's me knocking.
  7. Klop op de deur, Crawford.
    You knock at the door, Crawford.
  8. Een klop op de deur.
    Knock on the door...
  9. Nou, ik klop op jouw voordeur...
    Well, now I 'm knocking At your front door
  10. En hoorde een klop op de deur.
    She hears a knock at the door.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden