Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opklimmen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgeklommen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik klim op
jij klimt op
hij klimt op
wij klimmen op
jullie klimmen op
zij klimmen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opklim
dat jij opklimt
dat hij opklimt
dat wij opklimmen
dat jullie opklimmen
dat zij opklimmen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgeklommen
jij hebt opgeklommen
hij heeft opgeklommen
wij hebben opgeklommen
jullie hebben opgeklommen
zij hebben opgeklommen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik klom op
jij klom op
hij klom op
wij klommen op
jullie klommen op
zij klommen op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opklom
dat jij opklom
dat hij opklom
dat wij opklommen
dat jullie opklommen
dat zij opklommen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgeklommen
jij had opgeklommen
hij had opgeklommen
wij hadden opgeklommen
jullie hadden opgeklommen
zij hadden opgeklommen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opklimmen
jij zult opklimmen
hij zal opklimmen
wij zullen opklimmen
jullie zullen opklimmen
zij zullen opklimmen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgeklommen hebben
jij zult opgeklommen hebben
hij zal opgeklommen hebben
wij zullen opgeklommen hebben
jullie zullen opgeklommen hebben
zij zullen opgeklommen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opklimmen
jij zou opklimmen
hij zou opklimmen
wij zouden opklimmen
jullie zouden opklimmen
zij zouden opklimmen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgeklommen hebben
jij zou opgeklommen hebben
hij zou opgeklommen hebben
wij zouden opgeklommen hebben
jullie zouden opgeklommen hebben
zij zouden opgeklommen hebben

Gebiedende wijs
klim op

Aanvoegende wijs
opklimme

Voorbeelden

  1. Klim op de wagon.
    Get on the wagon.
  2. Klim op het podium.
    Go! Get up there.
  3. Klim op de kroonluchter.
    Cn the chandelier.
  4. Klim op het paard.
    Get on the horse.
  5. Klim op de achterbank.
    Climb into the back.
  6. Klim op de wagen.
    Climb onto the cart.
  7. Klim op mijn rug.
    Climb on my back.
  8. Klim op de evenwichtsbalk.
    Go onto the balance beam!
  9. Rod, klim op die kameel,
    Rod, get on the camel.
  10. Ja, klim op het podium.
    Yeah, get up there.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden