Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opjagen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgejaagd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik jaag op
jij jaagt op
hij jaagt op
wij jagen op
jullie jagen op
zij jagen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opjaag
dat jij opjaagt
dat hij opjaagt
dat wij opjagen
dat jullie opjagen
dat zij opjagen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgejaagd
jij hebt opgejaagd
hij heeft opgejaagd
wij hebben opgejaagd
jullie hebben opgejaagd
zij hebben opgejaagd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik joeg op
jij joeg op
hij joeg op
wij joegen op
jullie joegen op
zij joegen op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opjoeg
dat jij opjoeg
dat hij opjoeg
dat wij opjoegen
dat jullie opjoegen
dat zij opjoegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgejaagd
jij had opgejaagd
hij had opgejaagd
wij hadden opgejaagd
jullie hadden opgejaagd
zij hadden opgejaagd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opjagen
jij zult opjagen
hij zal opjagen
wij zullen opjagen
jullie zullen opjagen
zij zullen opjagen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgejaagd hebben
jij zult opgejaagd hebben
hij zal opgejaagd hebben
wij zullen opgejaagd hebben
jullie zullen opgejaagd hebben
zij zullen opgejaagd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opjagen
jij zou opjagen
hij zou opjagen
wij zouden opjagen
jullie zouden opjagen
zij zouden opjagen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgejaagd hebben
jij zou opgejaagd hebben
hij zou opgejaagd hebben
wij zouden opgejaagd hebben
jullie zouden opgejaagd hebben
zij zouden opgejaagd hebben

Gebiedende wijs
jaag op

Aanvoegende wijs
opjage

Voorbeelden

  1. ik jaag op premies.
    My job 's collecting rewards.
  2. Ik jaag op konijnen.
    I 'm hunting rabbits.
  3. En ik jaag op een politiemoordenaar.
    I 'm chasing a cop killer.
  4. Ik jaag op dieren, weet je?
    I hunt animals, you know?
  5. Ik jaag op mensen voor de regering.
    I hunt people for the government.
  6. Ik jaag op slechte mensen, niet op goede.
    I chase bad guys, not good guys.
  7. Ik jaag op kippen, mensen jagen op mij.
    I hunt chickens. Men hunt me.
  8. Ik jaag op jou, ik ben jou geworden.
    In hunting you, I have become you.
  9. Jij jaagt niet op mij, Will Ik jaag op jou.
    You 're not chasing me, Will: I 'm chasing you.
  10. Ik jaag op de kerels waar de politie geen tijd voor heeft.
    I chase down the guys that cops don 't have time to deal with.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden