Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ophogen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgehoogd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hoog op
jij hoogt op
hij hoogt op
wij hogen op
jullie hogen op
zij hogen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ophoog
dat jij ophoogt
dat hij ophoogt
dat wij ophogen
dat jullie ophogen
dat zij ophogen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgehoogd
jij hebt opgehoogd
hij heeft opgehoogd
wij hebben opgehoogd
jullie hebben opgehoogd
zij hebben opgehoogd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hoogde op
jij hoogde op
hij hoogde op
wij hoogden op
jullie hoogden op
zij hoogden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ophoogde
dat jij ophoogde
dat hij ophoogde
dat wij ophoogden
dat jullie ophoogden
dat zij ophoogden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgehoogd
jij had opgehoogd
hij had opgehoogd
wij hadden opgehoogd
jullie hadden opgehoogd
zij hadden opgehoogd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ophogen
jij zult ophogen
hij zal ophogen
wij zullen ophogen
jullie zullen ophogen
zij zullen ophogen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgehoogd hebben
jij zult opgehoogd hebben
hij zal opgehoogd hebben
wij zullen opgehoogd hebben
jullie zullen opgehoogd hebben
zij zullen opgehoogd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ophogen
jij zou ophogen
hij zou ophogen
wij zouden ophogen
jullie zouden ophogen
zij zouden ophogen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgehoogd hebben
jij zou opgehoogd hebben
hij zou opgehoogd hebben
wij zouden opgehoogd hebben
jullie zouden opgehoogd hebben
zij zouden opgehoogd hebben

Gebiedende wijs
hoog op

Aanvoegende wijs
ophoge

Voorbeelden

  1. Hoog op de tribunes.
    High up in the stands.
  2. Gevoelens liepen hoog op.
    Feelings ran high.
  3. Hoog op de voorpagina.
    And that 's above the fold.
  4. Hoog op de troon... nee!
    High throned between... No! No...
  5. De gemoederen liepen hoog op.
    Tensions rose and rose.
  6. Lag hoog op het water.
    And it was riding high.
  7. Iemand hoog op de ladder.
    Someone fairly high-up.
  8. Het liep nogal hoog op.
    Things got a little heated.
  9. nam dat zeer hoog op.
    she didn 't take it real well.
  10. Emoties lopen hoog op bij adoptie.
    Emotions run high in adoptions.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden