Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opgeven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgegeven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik geef op
jij geeft op
hij geeft op
wij geven op
jullie geven op
zij geven op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opgeef
dat jij opgeeft
dat hij opgeeft
dat wij opgeven
dat jullie opgeven
dat zij opgeven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgegeven
jij hebt opgegeven
hij heeft opgegeven
wij hebben opgegeven
jullie hebben opgegeven
zij hebben opgegeven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik gaf op
jij gaf op
hij gaf op
wij gaven op
jullie gaven op
zij gaven op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opgaf
dat jij opgaf
dat hij opgaf
dat wij opgaven
dat jullie opgaven
dat zij opgaven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgegeven
jij had opgegeven
hij had opgegeven
wij hadden opgegeven
jullie hadden opgegeven
zij hadden opgegeven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opgeven
jij zult opgeven
hij zal opgeven
wij zullen opgeven
jullie zullen opgeven
zij zullen opgeven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgegeven hebben
jij zult opgegeven hebben
hij zal opgegeven hebben
wij zullen opgegeven hebben
jullie zullen opgegeven hebben
zij zullen opgegeven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opgeven
jij zou opgeven
hij zou opgeven
wij zouden opgeven
jullie zouden opgeven
zij zouden opgeven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgegeven hebben
jij zou opgegeven hebben
hij zou opgegeven hebben
wij zouden opgegeven hebben
jullie zouden opgegeven hebben
zij zouden opgegeven hebben

Gebiedende wijs
geef op

Aanvoegende wijs
opgeve

Voorbeelden

  1. Dus, geef op, geef op Geef op, geef op
    So, give up, give up Give up, give up
  2. Natuurlijk, geef op.
    Yeah! Bite me. Come here.
  3. Geef op, Dorothy.
    Give up, Dorothy.
  4. Vooruit, geef op.
    Come on, let 's have it.
  5. Vooruit, geef op.
    Come on, give up.
  6. Geef op, treuzelaar.
    Give up, slowpoke!
  7. Jongens, geef op.
    You guys, give it back now.
  8. Geef op, alsjeblieft.
    Give me that, please.
  9. Okee, ik geef op.
    All right. I give up.
  10. Geef op dan.Kom op.
    Let 's have it. Come on.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden