Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opeten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgegeten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik eet op
jij eet op
hij eet op
wij eten op
jullie eten op
zij eten op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opeet
dat jij opeet
dat hij opeet
dat wij opeten
dat jullie opeten
dat zij opeten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgegeten
jij hebt opgegeten
hij heeft opgegeten
wij hebben opgegeten
jullie hebben opgegeten
zij hebben opgegeten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik at op
jij at op
hij at op
wij aten op
jullie aten op
zij aten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opat
dat jij opat
dat hij opat
dat wij opaten
dat jullie opaten
dat zij opaten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgegeten
jij had opgegeten
hij had opgegeten
wij hadden opgegeten
jullie hadden opgegeten
zij hadden opgegeten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opeten
jij zult opeten
hij zal opeten
wij zullen opeten
jullie zullen opeten
zij zullen opeten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgegeten hebben
jij zult opgegeten hebben
hij zal opgegeten hebben
wij zullen opgegeten hebben
jullie zullen opgegeten hebben
zij zullen opgegeten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opeten
jij zou opeten
hij zou opeten
wij zouden opeten
jullie zouden opeten
zij zouden opeten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgegeten hebben
jij zou opgegeten hebben
hij zou opgegeten hebben
wij zouden opgegeten hebben
jullie zouden opgegeten hebben
zij zouden opgegeten hebben

Gebiedende wijs
eet op

Aanvoegende wijs
opete

Voorbeelden

  1. Eet op, Daniella.
    Now eat it, Daniella.
  2. Toe maar, eet op!
    Go ahead, eat up!
  3. Eet op. Het is lekker.
    Eat up, it 's good.
  4. Eet op, het is Jilnak.
    Eat it. It 's Jilnak.
  5. Eet op en hou je kop.
    Eat it and shut up.
  6. Eet op terwijl het warm is.
    Get it while it 's hot.
  7. Eet op, dan loop je groen aan.
    Eat these. You 'll turn green.
  8. Ik eet op school wel iets, mama.
    I 'll get something at school, Mom.
  9. Ah Fong, eet op, wees niet verlegen
    Ah Fong, eat up, don 't be shy.
  10. Eet op kinderen, jullie komen te laat.
    Eat up kids, you 're running late.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden