Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: openzetten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opengezet

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zet open
jij zet open
hij zet open
wij zetten open
jullie zetten open
zij zetten open

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik openzet
dat jij openzet
dat hij openzet
dat wij openzetten
dat jullie openzetten
dat zij openzetten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opengezet
jij hebt opengezet
hij heeft opengezet
wij hebben opengezet
jullie hebben opengezet
zij hebben opengezet

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zette open
jij zette open
hij zette open
wij zetten open
jullie zetten open
zij zetten open

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik openzette
dat jij openzette
dat hij openzette
dat wij openzetten
dat jullie openzetten
dat zij openzetten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opengezet
jij had opengezet
hij had opengezet
wij hadden opengezet
jullie hadden opengezet
zij hadden opengezet

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal openzetten
jij zult openzetten
hij zal openzetten
wij zullen openzetten
jullie zullen openzetten
zij zullen openzetten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opengezet hebben
jij zult opengezet hebben
hij zal opengezet hebben
wij zullen opengezet hebben
jullie zullen opengezet hebben
zij zullen opengezet hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou openzetten
jij zou openzetten
hij zou openzetten
wij zouden openzetten
jullie zouden openzetten
zij zouden openzetten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opengezet hebben
jij zou opengezet hebben
hij zou opengezet hebben
wij zouden opengezet hebben
jullie zouden opengezet hebben
zij zouden opengezet hebben

Gebiedende wijs
zet open

Aanvoegende wijs
openzette

Voorbeelden

  1. We moeten de deur openzetten.
    We gotta open the door.
  2. Het huis openzetten voor je?
    Open the house up to you?
  3. Mag ik een raampje openzetten?
    Mind if I open a window?
  4. Wil je een raam openzetten, Therese?
    Would you open a window, Therese?
  5. We kunnen het venster toch openzetten.
    We can open the window afterwards.
  6. Bode, kan je even een raam openzetten?
    Bailiff, would you open a window?
  7. Dus, laten we de deur openzetten voor discussie, zullen we?
    So, let 's open the floor for discussion, shall we?
  8. Ik vind het super... de deuren openzetten en de mensen laten zien wat we echt doen.
    I just think it 's cool... opening doors and letting people see what it is we really do.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden