NL: opentrappen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
opengetrapt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik trap open jij trapt open hij trapt open wij trappen open jullie trappen open zij trappen open
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opentrap dat jij opentrapt dat hij opentrapt dat wij opentrappen dat jullie opentrappen dat zij opentrappen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb opengetrapt jij hebt opengetrapt hij heeft opengetrapt wij hebben opengetrapt jullie hebben opengetrapt zij hebben opengetrapt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik trapte open jij trapte open hij trapte open wij trapten open jullie trapten open zij trapten open
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opentrapte dat jij opentrapte dat hij opentrapte dat wij opentrapten dat jullie opentrapten dat zij opentrapten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had opengetrapt jij had opengetrapt hij had opengetrapt wij hadden opengetrapt jullie hadden opengetrapt zij hadden opengetrapt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal opentrappen jij zult opentrappen hij zal opentrappen wij zullen opentrappen jullie zullen opentrappen zij zullen opentrappen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal opengetrapt hebben jij zult opengetrapt hebben hij zal opengetrapt hebben wij zullen opengetrapt hebben jullie zullen opengetrapt hebben zij zullen opengetrapt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou opentrappen jij zou opentrappen hij zou opentrappen wij zouden opentrappen jullie zouden opentrappen zij zouden opentrappen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou opengetrapt hebben jij zou opengetrapt hebben hij zou opengetrapt hebben wij zouden opengetrapt hebben jullie zouden opengetrapt hebben zij zouden opengetrapt hebben
|
| Gebiedende wijs |
trap open
|
| Aanvoegende wijs |
| opentrappe |