Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: openstellen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opengesteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stel open
jij stelt open
hij stelt open
wij stellen open
jullie stellen open
zij stellen open

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik openstel
dat jij openstelt
dat hij openstelt
dat wij openstellen
dat jullie openstellen
dat zij openstellen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opengesteld
jij hebt opengesteld
hij heeft opengesteld
wij hebben opengesteld
jullie hebben opengesteld
zij hebben opengesteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stelde open
jij stelde open
hij stelde open
wij stelden open
jullie stelden open
zij stelden open

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik openstelde
dat jij openstelde
dat hij openstelde
dat wij openstelden
dat jullie openstelden
dat zij openstelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opengesteld
jij had opengesteld
hij had opengesteld
wij hadden opengesteld
jullie hadden opengesteld
zij hadden opengesteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal openstellen
jij zult openstellen
hij zal openstellen
wij zullen openstellen
jullie zullen openstellen
zij zullen openstellen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opengesteld hebben
jij zult opengesteld hebben
hij zal opengesteld hebben
wij zullen opengesteld hebben
jullie zullen opengesteld hebben
zij zullen opengesteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou openstellen
jij zou openstellen
hij zou openstellen
wij zouden openstellen
jullie zouden openstellen
zij zouden openstellen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opengesteld hebben
jij zou opengesteld hebben
hij zou opengesteld hebben
wij zouden opengesteld hebben
jullie zouden opengesteld hebben
zij zouden opengesteld hebben

Gebiedende wijs
stel open

Aanvoegende wijs
openstelle

Voorbeelden

  1. Delen, me openstellen...
    Sharing, opening up
  2. Je moet jezelf openstellen.
    You have to open yourself up.
  3. Ik wil mezelf openstellen.
    I want to open myself.
  4. Je moet je openstellen.
    You need to open up.
  5. Je moet je geest openstellen.
    You must keep an open mind.
  6. haar openstellen voor de zonde...
    open her up to sin What?
  7. Je moet je meer openstellen.
    You should be a little more open to this.
  8. We moeten amerikaniseren en ons openstellen.
    We must Americanize and open ourselves.
  9. Wij laten de mensen zich openstellen.
    We are opening up people 's heads.
  10. Maar misschien dat je je kunt openstellen.
    But maybe if you could just be open to looking.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden