NL: opensnijden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
opengesneden
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik snijd; snij open jij snijdt open hij snijdt open wij snijden open jullie snijden open zij snijden open
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik snijd; opensnij dat jij opensnijdt dat hij opensnijdt dat wij opensnijden dat jullie opensnijden dat zij opensnijden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb opengesneden jij hebt opengesneden hij heeft opengesneden wij hebben opengesneden jullie hebben opengesneden zij hebben opengesneden
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sneed open jij sneed open hij sneed open wij sneden open jullie sneden open zij sneden open
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik opensneed dat jij opensneed dat hij opensneed dat wij opensneden dat jullie opensneden dat zij opensneden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had opengesneden jij had opengesneden hij had opengesneden wij hadden opengesneden jullie hadden opengesneden zij hadden opengesneden
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal opensnijden jij zult opensnijden hij zal opensnijden wij zullen opensnijden jullie zullen opensnijden zij zullen opensnijden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal opengesneden hebben jij zult opengesneden hebben hij zal opengesneden hebben wij zullen opengesneden hebben jullie zullen opengesneden hebben zij zullen opengesneden hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou opensnijden jij zou opensnijden hij zou opensnijden wij zouden opensnijden jullie zouden opensnijden zij zouden opensnijden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou opengesneden hebben jij zou opengesneden hebben hij zou opengesneden hebben wij zouden opengesneden hebben jullie zouden opengesneden hebben zij zouden opengesneden hebben
|
Gebiedende wijs |
snijd; snij open
|
Aanvoegende wijs |
opensnijde |