Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: openslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opengeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla open
jij slaat open
hij slaat open
wij slaan open
jullie slaan open
zij slaan open

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opensla
dat jij openslaat
dat hij openslaat
dat wij openslaan
dat jullie openslaan
dat zij openslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opengeslagen
jij hebt opengeslagen
hij heeft opengeslagen
wij hebben opengeslagen
jullie hebben opengeslagen
zij hebben opengeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg open
jij sloeg open
hij sloeg open
wij sloegen open
jullie sloegen open
zij sloegen open

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opensloeg
dat jij opensloeg
dat hij opensloeg
dat wij opensloegen
dat jullie opensloegen
dat zij opensloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opengeslagen
jij had opengeslagen
hij had opengeslagen
wij hadden opengeslagen
jullie hadden opengeslagen
zij hadden opengeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal openslaan
jij zult openslaan
hij zal openslaan
wij zullen openslaan
jullie zullen openslaan
zij zullen openslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opengeslagen hebben
jij zult opengeslagen hebben
hij zal opengeslagen hebben
wij zullen opengeslagen hebben
jullie zullen opengeslagen hebben
zij zullen opengeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou openslaan
jij zou openslaan
hij zou openslaan
wij zouden openslaan
jullie zouden openslaan
zij zouden openslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opengeslagen hebben
jij zou opengeslagen hebben
hij zou opengeslagen hebben
wij zouden opengeslagen hebben
jullie zouden opengeslagen hebben
zij zouden opengeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla open

Aanvoegende wijs
opensla

Voorbeelden

  1. Sla open hoofdstuk 3.
    Please turn to chapter 3.
  2. Het bed openslaan?
    Turn down the bed?
  3. Je kunt een boek openslaan.
    You could consult a book.
  4. Laten we de boeken openslaan.
    Let 's turn to the books.
  5. Laat me het bed openslaan voor je.
    Let me turn the bed down for you.
  6. Bart Coyle heeft gisteren zijn hoofd laten openslaan.
    Bart Coyle went and got his head bashed open last night.
  7. Zal ik het bed voor u openslaan, mevrouw?
    Would you like me to turn down the bed, madam?
  8. Jij ging op de bank zitten, en de Times openslaan bij het internationale nieuws.
    You sit on the bench, open the times to the international section.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden