Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: openmaken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opengemaakt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik maak open
jij maakt open
hij maakt open
wij maken open
jullie maken open
zij maken open

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik openmaak
dat jij openmaakt
dat hij openmaakt
dat wij openmaken
dat jullie openmaken
dat zij openmaken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opengemaakt
jij hebt opengemaakt
hij heeft opengemaakt
wij hebben opengemaakt
jullie hebben opengemaakt
zij hebben opengemaakt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik maakte open
jij maakte open
hij maakte open
wij maakten open
jullie maakten open
zij maakten open

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik openmaakte
dat jij openmaakte
dat hij openmaakte
dat wij openmaakten
dat jullie openmaakten
dat zij openmaakten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opengemaakt
jij had opengemaakt
hij had opengemaakt
wij hadden opengemaakt
jullie hadden opengemaakt
zij hadden opengemaakt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal openmaken
jij zult openmaken
hij zal openmaken
wij zullen openmaken
jullie zullen openmaken
zij zullen openmaken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opengemaakt hebben
jij zult opengemaakt hebben
hij zal opengemaakt hebben
wij zullen opengemaakt hebben
jullie zullen opengemaakt hebben
zij zullen opengemaakt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou openmaken
jij zou openmaken
hij zou openmaken
wij zouden openmaken
jullie zouden openmaken
zij zouden openmaken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opengemaakt hebben
jij zou opengemaakt hebben
hij zou opengemaakt hebben
wij zouden opengemaakt hebben
jullie zouden opengemaakt hebben
zij zouden opengemaakt hebben

Gebiedende wijs
maak open

Aanvoegende wijs
openmake

Voorbeelden

  1. Thomas, maak open.
    Thomas, open it up.
  2. Vooruit, maak open.
    Come on, open this thing up.
  3. Cassie, maak open!
    Cassie, open the door!
  4. Vooruit, maak open.
    That 's... Go ahead. Open it.
  5. Maak open, alsjeblieft.
    Open this, please.
  6. Michael, maak open.
    michael, open the door.
  7. Vooruit, maak open.
    Go ahead, open it.
  8. Maak open, wijsneus.
    Open it, smarty pants.
  9. Maak open, korporaal.
    Open it, Corporal.
  10. Maak open, grote vriend
    Open up, big papa.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden