Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdweilen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedweild

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik dweil op
jij dweilt op
hij dweilt op
wij dweilen op
jullie dweilen op
zij dweilen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdweil
dat jij opdweilt
dat hij opdweilt
dat wij opdweilen
dat jullie opdweilen
dat zij opdweilen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedweild
jij hebt opgedweild
hij heeft opgedweild
wij hebben opgedweild
jullie hebben opgedweild
zij hebben opgedweild

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dweilde op
jij dweilde op
hij dweilde op
wij dweilden op
jullie dweilden op
zij dweilden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdweilde
dat jij opdweilde
dat hij opdweilde
dat wij opdweilden
dat jullie opdweilden
dat zij opdweilden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedweild
jij had opgedweild
hij had opgedweild
wij hadden opgedweild
jullie hadden opgedweild
zij hadden opgedweild

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdweilen
jij zult opdweilen
hij zal opdweilen
wij zullen opdweilen
jullie zullen opdweilen
zij zullen opdweilen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedweild hebben
jij zult opgedweild hebben
hij zal opgedweild hebben
wij zullen opgedweild hebben
jullie zullen opgedweild hebben
zij zullen opgedweild hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdweilen
jij zou opdweilen
hij zou opdweilen
wij zouden opdweilen
jullie zouden opdweilen
zij zouden opdweilen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedweild hebben
jij zou opgedweild hebben
hij zou opgedweild hebben
wij zouden opgedweild hebben
jullie zouden opgedweild hebben
zij zouden opgedweild hebben

Gebiedende wijs
dweil op

Aanvoegende wijs
opdweile

Voorbeelden

  1. De schoonmakers zullen morgen het bloed opdweilen.
    The cleaners will mop up the blood tomorrow.
  2. Ik weet dat je die kots lekker gaat opdweilen.
    I know you 're gonna mop the hell out of that vomit.
  3. Ik weet zeker dat het een genot zal zijn, maar ik moet kots opdweilen.
    I 'm sure it 'll be a delight, but I 'll be mopping up vomit.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden