Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdrukken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedrukt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik druk op
jij drukt op
hij drukt op
wij drukken op
jullie drukken op
zij drukken op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdruk
dat jij opdrukt
dat hij opdrukt
dat wij opdrukken
dat jullie opdrukken
dat zij opdrukken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedrukt
jij hebt opgedrukt
hij heeft opgedrukt
wij hebben opgedrukt
jullie hebben opgedrukt
zij hebben opgedrukt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik drukte op
jij drukte op
hij drukte op
wij drukten op
jullie drukten op
zij drukten op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdrukte
dat jij opdrukte
dat hij opdrukte
dat wij opdrukten
dat jullie opdrukten
dat zij opdrukten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedrukt
jij had opgedrukt
hij had opgedrukt
wij hadden opgedrukt
jullie hadden opgedrukt
zij hadden opgedrukt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdrukken
jij zult opdrukken
hij zal opdrukken
wij zullen opdrukken
jullie zullen opdrukken
zij zullen opdrukken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedrukt hebben
jij zult opgedrukt hebben
hij zal opgedrukt hebben
wij zullen opgedrukt hebben
jullie zullen opgedrukt hebben
zij zullen opgedrukt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdrukken
jij zou opdrukken
hij zou opdrukken
wij zouden opdrukken
jullie zouden opdrukken
zij zouden opdrukken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedrukt hebben
jij zou opgedrukt hebben
hij zou opgedrukt hebben
wij zouden opgedrukt hebben
jullie zouden opgedrukt hebben
zij zouden opgedrukt hebben

Gebiedende wijs
druk op

Aanvoegende wijs
opdrukke

Voorbeelden

  1. Druk op knop C. Druk op knop C.
    Press button C. Press button C.
  2. Druk op terugbellen.
    Hit the callback button there.
  3. Druk op de wonde.
    Get pressure on that wound.
  4. Druk op zijn borst!
    Compress his chest!
  5. Druk op het gaspedaal!
    Push the accelerator!
  6. Geen druk op jou.
    No pressure on you.
  7. Druk op de knopjes.
    Press the buttons!
  8. Druk op de ontgrendelingsknop.
    Push the unlock button.
  9. Druk op wat knoppen.
    Start pushing buttons.
  10. Druk op deze knop.
    Press this button.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden