Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdrogen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedroogd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik droog op
jij droogt op
hij droogt op
wij drogen op
jullie drogen op
zij drogen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdroog
dat jij opdroogt
dat hij opdroogt
dat wij opdrogen
dat jullie opdrogen
dat zij opdrogen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedroogd
jij hebt opgedroogd
hij heeft opgedroogd
wij hebben opgedroogd
jullie hebben opgedroogd
zij hebben opgedroogd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik droogde op
jij droogde op
hij droogde op
wij droogden op
jullie droogden op
zij droogden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdroogde
dat jij opdroogde
dat hij opdroogde
dat wij opdroogden
dat jullie opdroogden
dat zij opdroogden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedroogd
jij had opgedroogd
hij had opgedroogd
wij hadden opgedroogd
jullie hadden opgedroogd
zij hadden opgedroogd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdrogen
jij zult opdrogen
hij zal opdrogen
wij zullen opdrogen
jullie zullen opdrogen
zij zullen opdrogen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedroogd hebben
jij zult opgedroogd hebben
hij zal opgedroogd hebben
wij zullen opgedroogd hebben
jullie zullen opgedroogd hebben
zij zullen opgedroogd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdrogen
jij zou opdrogen
hij zou opdrogen
wij zouden opdrogen
jullie zouden opdrogen
zij zouden opdrogen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedroogd hebben
jij zou opgedroogd hebben
hij zou opgedroogd hebben
wij zouden opgedroogd hebben
jullie zouden opgedroogd hebben
zij zouden opgedroogd hebben

Gebiedende wijs
droog op

Aanvoegende wijs
opdroge

Voorbeelden

  1. Het is een beetje droog op de zijkanten van mijn tong.
    It 's a little dry on the sides of my tongue.
  2. Moet je jou eens zien. Hoog en droog op je boot.
    Look at you, up there on your high boat.
  3. Eerst maar lekker opdrogen.
    You 'll feel better when you 're dry.
  4. De oceaan kan opdrogen.
    The oceans may dry.
  5. Opdrogen van' t lichaam...
    Drying of the body fluids...
  6. En als die opdrogen?
    And when they go dry?
  7. Hoe kan dat gewoon opdrogen?
    How can they just... dry up?
  8. De verf is aan het opdrogen.
    The colour is drying up.
  9. Het groene bloed zal nooit opdrogen, broeder.
    Green blood don 't ever run dry, bro.
  10. # Ik wil je liefhebben tot de zeeën opdrogen...
    # Wanna love you till the seas run dry

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden