Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdrinken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedronken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik drink op
jij drinkt op
hij drinkt op
wij drinken op
jullie drinken op
zij drinken op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdrink
dat jij opdrinkt
dat hij opdrinkt
dat wij opdrinken
dat jullie opdrinken
dat zij opdrinken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedronken
jij hebt opgedronken
hij heeft opgedronken
wij hebben opgedronken
jullie hebben opgedronken
zij hebben opgedronken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dronk op
jij dronk op
hij dronk op
wij dronken op
jullie dronken op
zij dronken op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdronk
dat jij opdronk
dat hij opdronk
dat wij opdronken
dat jullie opdronken
dat zij opdronken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedronken
jij had opgedronken
hij had opgedronken
wij hadden opgedronken
jullie hadden opgedronken
zij hadden opgedronken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdrinken
jij zult opdrinken
hij zal opdrinken
wij zullen opdrinken
jullie zullen opdrinken
zij zullen opdrinken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedronken hebben
jij zult opgedronken hebben
hij zal opgedronken hebben
wij zullen opgedronken hebben
jullie zullen opgedronken hebben
zij zullen opgedronken hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdrinken
jij zou opdrinken
hij zou opdrinken
wij zouden opdrinken
jullie zouden opdrinken
zij zouden opdrinken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedronken hebben
jij zou opgedronken hebben
hij zou opgedronken hebben
wij zouden opgedronken hebben
jullie zouden opgedronken hebben
zij zouden opgedronken hebben

Gebiedende wijs
drink op

Aanvoegende wijs
opdrinke

Voorbeelden

  1. Ja, drink op, drink op.
    Yeah, drink up, drink up.
  2. Drink op, Tjaden.
    Drink up, Tjaden.
  3. Drink op, alsjeblieft.
    Drink up, please!
  4. Drink op, Rawlings.
    Drink up, Rawlings.
  5. Drink op, Francesco.
    Drink up, Francesco.
  6. Drink op, schatje.
    Drink up, sweetie.
  7. Drink op, Walter.
    Drink up, Walter.
  8. Ik drink op jou... en ik drink op mij.
    Here 's to you and here 's to me.
  9. Drink op de overwinning!
    Drink to victory!
  10. Drink op. Toe, Doc.
    Drink it down, will you, Doc?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden