Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdringen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedrongen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik dring op
jij dringt op
hij dringt op
wij dringen op
jullie dringen op
zij dringen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdring
dat jij opdringt
dat hij opdringt
dat wij opdringen
dat jullie opdringen
dat zij opdringen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedrongen
jij hebt opgedrongen
hij heeft opgedrongen
wij hebben opgedrongen
jullie hebben opgedrongen
zij hebben opgedrongen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik drong op
jij drong op
hij drong op
wij drongen op
jullie drongen op
zij drongen op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdrong
dat jij opdrong
dat hij opdrong
dat wij opdrongen
dat jullie opdrongen
dat zij opdrongen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedrongen
jij had opgedrongen
hij had opgedrongen
wij hadden opgedrongen
jullie hadden opgedrongen
zij hadden opgedrongen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdringen
jij zult opdringen
hij zal opdringen
wij zullen opdringen
jullie zullen opdringen
zij zullen opdringen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedrongen hebben
jij zult opgedrongen hebben
hij zal opgedrongen hebben
wij zullen opgedrongen hebben
jullie zullen opgedrongen hebben
zij zullen opgedrongen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdringen
jij zou opdringen
hij zou opdringen
wij zouden opdringen
jullie zouden opdringen
zij zouden opdringen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedrongen hebben
jij zou opgedrongen hebben
hij zou opgedrongen hebben
wij zouden opgedrongen hebben
jullie zouden opgedrongen hebben
zij zouden opgedrongen hebben

Gebiedende wijs
dring op

Aanvoegende wijs
opdringe

Voorbeelden

  1. Ik wil me niet opdringen.
    Well I don 't want to impose.
  2. Ik wil me niet opdringen...
    I don 't want to overstep... Please.
  3. Ik wilde me niet opdringen.
    I didn 't mean to impose.
  4. We kunnen ons niet opdringen.
    We couldn 't possibly impose.
  5. Ik wil mij niet opdringen.
    I... I really don 't want to intrude.
  6. Die kun je niet opdringen.
    Those things aren 't even enforceable.
  7. Ik wil me niet opdringen.
    I don 't want to push it.
  8. Nee, ik zou me opdringen.
    No, I won 't impose.
  9. Ik wil me niet opdringen.
    I would hate to intrude on your grief.
  10. Ik wil me niet opdringen.
    I don 't wanna put you out.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden