Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdrijven

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedreven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik drijf op
jij drijft op
hij drijft op
wij drijven op
jullie drijven op
zij drijven op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdrijf
dat jij opdrijft
dat hij opdrijft
dat wij opdrijven
dat jullie opdrijven
dat zij opdrijven

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedreven
jij hebt opgedreven
hij heeft opgedreven
wij hebben opgedreven
jullie hebben opgedreven
zij hebben opgedreven

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik dreef op
jij dreef op
hij dreef op
wij dreven op
jullie dreven op
zij dreven op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdreef
dat jij opdreef
dat hij opdreef
dat wij opdreven
dat jullie opdreven
dat zij opdreven

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedreven
jij had opgedreven
hij had opgedreven
wij hadden opgedreven
jullie hadden opgedreven
zij hadden opgedreven

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdrijven
jij zult opdrijven
hij zal opdrijven
wij zullen opdrijven
jullie zullen opdrijven
zij zullen opdrijven

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedreven hebben
jij zult opgedreven hebben
hij zal opgedreven hebben
wij zullen opgedreven hebben
jullie zullen opgedreven hebben
zij zullen opgedreven hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdrijven
jij zou opdrijven
hij zou opdrijven
wij zouden opdrijven
jullie zouden opdrijven
zij zouden opdrijven

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedreven hebben
jij zou opgedreven hebben
hij zou opgedreven hebben
wij zouden opgedreven hebben
jullie zouden opgedreven hebben
zij zouden opgedreven hebben

Gebiedende wijs
drijf op

Aanvoegende wijs
opdrijve

Voorbeelden

  1. En drijf op de meren
    May your shade be sweet
  2. Het draagt m' n vleugels en ik drijf op de lucht.
    It 'll pick up my wings and I 'll be floating on a bed of air.
  3. Die moeten jullie opdrijven.
    You 're hired on to move' em.
  4. Eigenlijk, kun je het opdrijven doen?
    Actually, can you do the flushing?
  5. Laten we het tempo wat opdrijven.
    Let 's pick up the pace.
  6. Ik ga de delta opdrijven naar 80 %.
    I 'm going to ramp the delta to 80 %.
  7. Ferrando verwacht dat we het tempo opdrijven.
    Ferrando expects our tempo to increase.
  8. Je dacht dat je de prijs kon opdrijven?
    You thought you could get the price up?
  9. Misschien is het daarom dat ze hun scans opdrijven.
    Maybe that 's why they 're increasing their scans.
  10. Ik denk dat ik het allemaal een beetje zal moeten opdrijven.
    I guess I 'm gonna to have to crank this up a notch.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden