Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdoen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedaan

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik doe op
jij doet op
hij doet op
wij doen op
jullie doen op
zij doen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdoe
dat jij opdoet
dat hij opdoet
dat wij opdoen
dat jullie opdoen
dat zij opdoen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedaan
jij hebt opgedaan
hij heeft opgedaan
wij hebben opgedaan
jullie hebben opgedaan
zij hebben opgedaan

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik deed op
jij deed op
hij deed op
wij deden op
jullie deden op
zij deden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdeed
dat jij opdeed
dat hij opdeed
dat wij opdeden
dat jullie opdeden
dat zij opdeden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedaan
jij had opgedaan
hij had opgedaan
wij hadden opgedaan
jullie hadden opgedaan
zij hadden opgedaan

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdoen
jij zult opdoen
hij zal opdoen
wij zullen opdoen
jullie zullen opdoen
zij zullen opdoen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedaan hebben
jij zult opgedaan hebben
hij zal opgedaan hebben
wij zullen opgedaan hebben
jullie zullen opgedaan hebben
zij zullen opgedaan hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdoen
jij zou opdoen
hij zou opdoen
wij zouden opdoen
jullie zouden opdoen
zij zouden opdoen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedaan hebben
jij zou opgedaan hebben
hij zou opgedaan hebben
wij zouden opgedaan hebben
jullie zouden opgedaan hebben
zij zouden opgedaan hebben

Gebiedende wijs
doe op

Aanvoegende wijs
opdoe

Voorbeelden

  1. Lippenstift opdoen.
    Putting on lipstick.
  2. Linda, doe op school een bh aan.
    Linda, I want you wearing a bra to class.
  3. Je hebt geen idee wat ik doe op school.
    You have no idea what I do at school.
  4. Hoeveel wil je dat ik doe op een dag?
    How many you expect me to do in one day?
  5. Ik moet energie opdoen.
    My blood sugar 's running a little low.
  6. Sfeer opdoen, speciaal tintje.
    Vibe-soaking, special touch.
  7. Hij wil ervaring opdoen.
    He wants to learn.
  8. Ik ga mezelf filmen terwijl ik trucs doe op kantoor.
    I 'm gonna tape myself doing tricks around the office.
  9. Ik weet niet wat ik doe op het echte huwelijk.
    I don 't know what I 'll do at the real wedding.
  10. Ik vraag me af hoe ik het doe op Instagram.
    Wonder how I 'm doing on Instagram.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden