Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdoemen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedoemd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik doem op
jij doemt op
hij doemt op
wij doemen op
jullie doemen op
zij doemen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdoem
dat jij opdoemt
dat hij opdoemt
dat wij opdoemen
dat jullie opdoemen
dat zij opdoemen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedoemd
jij hebt opgedoemd
hij heeft opgedoemd
wij hebben opgedoemd
jullie hebben opgedoemd
zij hebben opgedoemd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik doemde op
jij doemde op
hij doemde op
wij doemden op
jullie doemden op
zij doemden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdoemde
dat jij opdoemde
dat hij opdoemde
dat wij opdoemden
dat jullie opdoemden
dat zij opdoemden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedoemd
jij had opgedoemd
hij had opgedoemd
wij hadden opgedoemd
jullie hadden opgedoemd
zij hadden opgedoemd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdoemen
jij zult opdoemen
hij zal opdoemen
wij zullen opdoemen
jullie zullen opdoemen
zij zullen opdoemen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedoemd hebben
jij zult opgedoemd hebben
hij zal opgedoemd hebben
wij zullen opgedoemd hebben
jullie zullen opgedoemd hebben
zij zullen opgedoemd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdoemen
jij zou opdoemen
hij zou opdoemen
wij zouden opdoemen
jullie zouden opdoemen
zij zouden opdoemen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedoemd hebben
jij zou opgedoemd hebben
hij zou opgedoemd hebben
wij zouden opgedoemd hebben
jullie zouden opgedoemd hebben
zij zouden opgedoemd hebben

Gebiedende wijs
doem op

Aanvoegende wijs
opdoeme

Voorbeelden

  1. Je kan niet zomaar opdoemen op haar huwelijk.
    You can 't just show up at her wedding.
  2. Hij had het over dingen die opdoemen in de nacht.
    Mentioned checking out things that go bump in the night.
  3. Zijn schilderijen hebben dat gevoel van... Mysterie, van iets opdoemen.
    His paintings have that sense of... mystery, of something looming.
  4. Het leek alsof hij een geest zocht... die plotseling zou opdoemen.
    He kept ahead as if looking for some old ghost... to rise up out of the mist.
  5. Met een verkiezing opdoemen, moeten openbaar Om een ​ ​ prioriteit te zijn.
    With an election looming, public order should be a priority.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden