Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opdelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgedeeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik deel op
jij deelt op
hij deelt op
wij delen op
jullie delen op
zij delen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdeel
dat jij opdeelt
dat hij opdeelt
dat wij opdelen
dat jullie opdelen
dat zij opdelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgedeeld
jij hebt opgedeeld
hij heeft opgedeeld
wij hebben opgedeeld
jullie hebben opgedeeld
zij hebben opgedeeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik deelde op
jij deelde op
hij deelde op
wij deelden op
jullie deelden op
zij deelden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opdeelde
dat jij opdeelde
dat hij opdeelde
dat wij opdeelden
dat jullie opdeelden
dat zij opdeelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgedeeld
jij had opgedeeld
hij had opgedeeld
wij hadden opgedeeld
jullie hadden opgedeeld
zij hadden opgedeeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opdelen
jij zult opdelen
hij zal opdelen
wij zullen opdelen
jullie zullen opdelen
zij zullen opdelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgedeeld hebben
jij zult opgedeeld hebben
hij zal opgedeeld hebben
wij zullen opgedeeld hebben
jullie zullen opgedeeld hebben
zij zullen opgedeeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opdelen
jij zou opdelen
hij zou opdelen
wij zouden opdelen
jullie zouden opdelen
zij zouden opdelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgedeeld hebben
jij zou opgedeeld hebben
hij zou opgedeeld hebben
wij zouden opgedeeld hebben
jullie zouden opgedeeld hebben
zij zouden opgedeeld hebben

Gebiedende wijs
deel op

Aanvoegende wijs
opdele

Voorbeelden

  1. Eet jullie deel op!
    Finish your share!
  2. Men nam maar een deel op.
    So they just took a part.
  3. Ik doe gewoon mijn deel. Op mijn manier.
    Just trying on doing me part, in some small way.
  4. Ik ben klaar om mijn deel op me te nemen.
    I 'm ready to take my seat at the table.
  5. Wil je ze opdelen?
    You want to divide them up?
  6. Opdelen in twee teams.
    Split up into two teams.
  7. Als we onszelf opdelen...
    If we divide our forces...
  8. Laten we ons opdelen.
    We should split up.
  9. Waarom heb ik hem boos gemaakt, door jouw deel op me te nemen?
    Why have I made him angry, by taking your part then?
  10. U wilt de groep opdelen?
    You 'll split your force.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden