Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opbloeien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgebloeid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bloei op
jij bloeit op
hij bloeit op
wij bloeien op
jullie bloeien op
zij bloeien op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opbloei
dat jij opbloeit
dat hij opbloeit
dat wij opbloeien
dat jullie opbloeien
dat zij opbloeien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgebloeid
jij hebt opgebloeid
hij heeft opgebloeid
wij hebben opgebloeid
jullie hebben opgebloeid
zij hebben opgebloeid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bloeide op
jij bloeide op
hij bloeide op
wij bloeiden op
jullie bloeiden op
zij bloeiden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opbloeide
dat jij opbloeide
dat hij opbloeide
dat wij opbloeiden
dat jullie opbloeiden
dat zij opbloeiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgebloeid
jij had opgebloeid
hij had opgebloeid
wij hadden opgebloeid
jullie hadden opgebloeid
zij hadden opgebloeid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opbloeien
jij zult opbloeien
hij zal opbloeien
wij zullen opbloeien
jullie zullen opbloeien
zij zullen opbloeien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgebloeid hebben
jij zult opgebloeid hebben
hij zal opgebloeid hebben
wij zullen opgebloeid hebben
jullie zullen opgebloeid hebben
zij zullen opgebloeid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opbloeien
jij zou opbloeien
hij zou opbloeien
wij zouden opbloeien
jullie zouden opbloeien
zij zouden opbloeien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgebloeid hebben
jij zou opgebloeid hebben
hij zou opgebloeid hebben
wij zouden opgebloeid hebben
jullie zouden opgebloeid hebben
zij zouden opgebloeid hebben

Gebiedende wijs
bloei op

Aanvoegende wijs
opbloeie

Voorbeelden

  1. Ik heb het gevonden, in bloei op Aarde.
    I found it, blooming on Earth.
  2. Hij zal hier opbloeien.
    He 's going to thrive here.
  3. Hij zal hier opbloeien.
    He 's gonna blossom out here.
  4. Laat jullie liefde opbloeien.
    Let your love blossom.
  5. En zag haar talent opbloeien.
    And watch her talent bloom
  6. Oh, hij zal er zeker opbloeien.
    Oh, I 'm sure he 's just gonna blossom.
  7. Pumbaa, de liefde mag vanavond niet opbloeien.
    Pumbaa, we can 't let them feel the love tonight.
  8. En ik wil dit land weer zien opbloeien.
    And I want to see this country soar again.
  9. Jullie zijn degenen die Joseon zullen helpen opbloeien.
    You are the ones who will help Joseon flourish.
  10. Zou je beter opbloeien in een beloning gebaseerde omgeving?
    Do you suppose you would 've flourished more in a reward-based environment?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden