Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opblazen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgeblazen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik blaas op
jij blaast op
hij blaast op
wij blazen op
jullie blazen op
zij blazen op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opblaas
dat jij opblaast
dat hij opblaast
dat wij opblazen
dat jullie opblazen
dat zij opblazen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgeblazen
jij hebt opgeblazen
hij heeft opgeblazen
wij hebben opgeblazen
jullie hebben opgeblazen
zij hebben opgeblazen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik blies op
jij blies op
hij blies op
wij bliezen op
jullie bliezen op
zij bliezen op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opblies
dat jij opblies
dat hij opblies
dat wij opbliezen
dat jullie opbliezen
dat zij opbliezen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgeblazen
jij had opgeblazen
hij had opgeblazen
wij hadden opgeblazen
jullie hadden opgeblazen
zij hadden opgeblazen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opblazen
jij zult opblazen
hij zal opblazen
wij zullen opblazen
jullie zullen opblazen
zij zullen opblazen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgeblazen hebben
jij zult opgeblazen hebben
hij zal opgeblazen hebben
wij zullen opgeblazen hebben
jullie zullen opgeblazen hebben
zij zullen opgeblazen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opblazen
jij zou opblazen
hij zou opblazen
wij zouden opblazen
jullie zouden opblazen
zij zouden opblazen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgeblazen hebben
jij zou opgeblazen hebben
hij zou opgeblazen hebben
wij zouden opgeblazen hebben
jullie zouden opgeblazen hebben
zij zouden opgeblazen hebben

Gebiedende wijs
blaas op

Aanvoegende wijs
opblaze

Voorbeelden

  1. Ursula, blaas op het fluitje.
    Ursula, blow the whistle.
  2. Blaas op dat verrekte fluitje.
    Blow the freakin whistle!
  3. Blaas op het fluitje zodat Meg komt.
    Blow the whistle that brings Meg.
  4. Leg de drukpersen stil. Blaas op de trompetten.
    Stop the presses, sound the trumpets.
  5. Blaas op je fluitje, laat je bel klinken
    Blow your whistle, ring your bell
  6. Als dat niet werkt, blaas op je fluitje.
    If that doesn 't work, blow your whistle.
  7. Pas op of ik blaas op m' n fluitje.
    And please don 't make me blow my whistle.
  8. En, Carol, doe me een plezier en blaas op dat stokje.
    And, Carol, please do me a solid and blow on that stick.
  9. Ja, opblazen, opblazen.
    Yeah, blow, blow.
  10. Moongoddess opblazen?
    Blowing up Moongoddess?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden