Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: opbinden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
opgebonden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bind op
jij bindt op
hij bindt op
wij binden op
jullie binden op
zij binden op

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opbind
dat jij opbindt
dat hij opbindt
dat wij opbinden
dat jullie opbinden
dat zij opbinden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb opgebonden
jij hebt opgebonden
hij heeft opgebonden
wij hebben opgebonden
jullie hebben opgebonden
zij hebben opgebonden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bond op
jij bond op
hij bond op
wij bonden op
jullie bonden op
zij bonden op

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik opbond
dat jij opbond
dat hij opbond
dat wij opbonden
dat jullie opbonden
dat zij opbonden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had opgebonden
jij had opgebonden
hij had opgebonden
wij hadden opgebonden
jullie hadden opgebonden
zij hadden opgebonden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal opbinden
jij zult opbinden
hij zal opbinden
wij zullen opbinden
jullie zullen opbinden
zij zullen opbinden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal opgebonden hebben
jij zult opgebonden hebben
hij zal opgebonden hebben
wij zullen opgebonden hebben
jullie zullen opgebonden hebben
zij zullen opgebonden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou opbinden
jij zou opbinden
hij zou opbinden
wij zouden opbinden
jullie zouden opbinden
zij zouden opbinden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou opgebonden hebben
jij zou opgebonden hebben
hij zou opgebonden hebben
wij zouden opgebonden hebben
jullie zouden opgebonden hebben
zij zouden opgebonden hebben

Gebiedende wijs
bind op

Aanvoegende wijs
opbinde

Voorbeelden

  1. Violet, Je kunt je haar beter opbinden.
    Violet, you better tie your hair up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden