Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ontwortelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ontworteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ontwortel
jij ontwortelt
hij ontwortelt
wij ontwortelen
jullie ontwortelen
zij ontwortelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ontworteld
jij hebt ontworteld
hij heeft ontworteld
wij hebben ontworteld
jullie hebben ontworteld
zij hebben ontworteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ontwortelde
jij ontwortelde
hij ontwortelde
wij ontwortelden
jullie ontwortelden
zij ontwortelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ontworteld
jij had ontworteld
hij had ontworteld
wij hadden ontworteld
jullie hadden ontworteld
zij hadden ontworteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ontwortelen
jij zult ontwortelen
hij zal ontwortelen
wij zullen ontwortelen
jullie zullen ontwortelen
zij zullen ontwortelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ontworteld hebben
jij zult ontworteld hebben
hij zal ontworteld hebben
wij zullen ontworteld hebben
jullie zullen ontworteld hebben
zij zullen ontworteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ontwortelen
jij zou ontwortelen
hij zou ontwortelen
wij zouden ontwortelen
jullie zouden ontwortelen
zij zouden ontwortelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ontworteld hebben
jij zou ontworteld hebben
hij zou ontworteld hebben
wij zouden ontworteld hebben
jullie zouden ontworteld hebben
zij zouden ontworteld hebben

Gebiedende wijs
ontwortel

Aanvoegende wijs
ontwortele

Voorbeelden

  1. Ik zal hem ontwortelen.
    I will root him out.
  2. Iets stekeligs en moeilijk om te ontwortelen.
    Something prickly and hard to eradicate.
  3. De zaak ontwortelen is een zware beslissing.
    Uprooting the shop is a big decision.
  4. Ik ben zo sterk, dat ik de Bergen kan ontwortelen.
    I am so strong, I can uproot the mountains.
  5. Onze familie ontwortelen... en ergens gaan wonen waar we nooit geweest zijn?
    To uproot our family and move somewhere we 've never lived before?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden