Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ontwapenen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ontwapend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ontwapen
jij ontwapent
hij ontwapent
wij ontwapenen
jullie ontwapenen
zij ontwapenen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ontwapend
jij hebt ontwapend
hij heeft ontwapend
wij hebben ontwapend
jullie hebben ontwapend
zij hebben ontwapend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ontwapende
jij ontwapende
hij ontwapende
wij ontwapenden
jullie ontwapenden
zij ontwapenden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ontwapend
jij had ontwapend
hij had ontwapend
wij hadden ontwapend
jullie hadden ontwapend
zij hadden ontwapend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ontwapenen
jij zult ontwapenen
hij zal ontwapenen
wij zullen ontwapenen
jullie zullen ontwapenen
zij zullen ontwapenen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ontwapend hebben
jij zult ontwapend hebben
hij zal ontwapend hebben
wij zullen ontwapend hebben
jullie zullen ontwapend hebben
zij zullen ontwapend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ontwapenen
jij zou ontwapenen
hij zou ontwapenen
wij zouden ontwapenen
jullie zouden ontwapenen
zij zouden ontwapenen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ontwapend hebben
jij zou ontwapend hebben
hij zou ontwapend hebben
wij zouden ontwapend hebben
jullie zouden ontwapend hebben
zij zouden ontwapend hebben

Gebiedende wijs
ontwapen

Aanvoegende wijs
ontwapene

Voorbeelden

  1. Amos, ontwapen deze mensen.
    Amos, disarm these people.
  2. Stap een: ontwapen de oppositie.
    Step one: disarm the opposition.
  3. Delta sectie, ontwapen het doel.
    Delta Squad, disengage target.
  4. We overtreffen u, dus ontwapen.
    You 're outgunned, so stand down.
  5. Ik moest hem ontwapenen.
    I had to disarm him.
  6. Ik ga mij ontwapenen.
    I 'm going to disarm myself.
  7. Ik probeerde hem te ontwapenen.
    I was trying to disarm him.
  8. Het was charmeren en ontwapenen.
    It was charm and disarm.
  9. Ik wilde hem alleen ontwapenen.
    I only wanted to disarm him.
  10. Ik ga je nu ontwapenen.
    I 'm going to disarm you now.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden