NL: ontstressen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ontstresst
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ontstress jij ontstresst hij ontstresst wij ontstressen jullie ontstressen zij ontstressen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ontstresst jij hebt ontstresst hij heeft ontstresst wij hebben ontstresst jullie hebben ontstresst zij hebben ontstresst
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ontstresste jij ontstresste hij ontstresste wij ontstressten jullie ontstressten zij ontstressten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ontstresst jij had ontstresst hij had ontstresst wij hadden ontstresst jullie hadden ontstresst zij hadden ontstresst
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ontstressen jij zult ontstressen hij zal ontstressen wij zullen ontstressen jullie zullen ontstressen zij zullen ontstressen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ontstresst hebben jij zult ontstresst hebben hij zal ontstresst hebben wij zullen ontstresst hebben jullie zullen ontstresst hebben zij zullen ontstresst hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ontstressen jij zou ontstressen hij zou ontstressen wij zouden ontstressen jullie zouden ontstressen zij zouden ontstressen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ontstresst hebben jij zou ontstresst hebben hij zou ontstresst hebben wij zouden ontstresst hebben jullie zouden ontstresst hebben zij zouden ontstresst hebben
|
| Gebiedende wijs |
ontstress
|
| Aanvoegende wijs |
| ontstresse |
| Gebiedende wijs |
|