NL: ontsmetten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ontsmet
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ontsmet jij ontsmet hij ontsmet wij ontsmetten jullie ontsmetten zij ontsmetten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ontsmet jij hebt ontsmet hij heeft ontsmet wij hebben ontsmet jullie hebben ontsmet zij hebben ontsmet
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ontsmette jij ontsmette hij ontsmette wij ontsmetten jullie ontsmetten zij ontsmetten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ontsmet jij had ontsmet hij had ontsmet wij hadden ontsmet jullie hadden ontsmet zij hadden ontsmet
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ontsmetten jij zult ontsmetten hij zal ontsmetten wij zullen ontsmetten jullie zullen ontsmetten zij zullen ontsmetten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ontsmet hebben jij zult ontsmet hebben hij zal ontsmet hebben wij zullen ontsmet hebben jullie zullen ontsmet hebben zij zullen ontsmet hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ontsmetten jij zou ontsmetten hij zou ontsmetten wij zouden ontsmetten jullie zouden ontsmetten zij zouden ontsmetten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ontsmet hebben jij zou ontsmet hebben hij zou ontsmet hebben wij zouden ontsmet hebben jullie zouden ontsmet hebben zij zouden ontsmet hebben
|
| Gebiedende wijs |
ontsmet
|
| Aanvoegende wijs |
| ontsmette |