NL: ontslippen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ontslipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ontslip
jij ontslipt
hij ontslipt
wij ontslippen
jullie ontslippen
zij ontslippen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ontslipt
jij hebt ontslipt
hij heeft ontslipt
wij hebben ontslipt
jullie hebben ontslipt
zij hebben ontslipt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ontslipte
jij ontslipte
hij ontslipte
wij ontslipten
jullie ontslipten
zij ontslipten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ontslipt
jij had ontslipt
hij had ontslipt
wij hadden ontslipt
jullie hadden ontslipt
zij hadden ontslipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ontslippen
jij zult ontslippen
hij zal ontslippen
wij zullen ontslippen
jullie zullen ontslippen
zij zullen ontslippen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ontslipt hebben
jij zult ontslipt hebben
hij zal ontslipt hebben
wij zullen ontslipt hebben
jullie zullen ontslipt hebben
zij zullen ontslipt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ontslippen
jij zou ontslippen
hij zou ontslippen
wij zouden ontslippen
jullie zouden ontslippen
zij zouden ontslippen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ontslipt hebben
jij zou ontslipt hebben
hij zou ontslipt hebben
wij zouden ontslipt hebben
jullie zouden ontslipt hebben
zij zouden ontslipt hebben
|
| Gebiedende wijs |
ontslip
|
| Aanvoegende wijs |
| ontslippe |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden