Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ontroeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ontroerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ontroer
jij ontroert
hij ontroert
wij ontroeren
jullie ontroeren
zij ontroeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ontroerd
jij hebt ontroerd
hij heeft ontroerd
wij hebben ontroerd
jullie hebben ontroerd
zij hebben ontroerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ontroerde
jij ontroerde
hij ontroerde
wij ontroerden
jullie ontroerden
zij ontroerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ontroerd
jij had ontroerd
hij had ontroerd
wij hadden ontroerd
jullie hadden ontroerd
zij hadden ontroerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ontroeren
jij zult ontroeren
hij zal ontroeren
wij zullen ontroeren
jullie zullen ontroeren
zij zullen ontroeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ontroerd hebben
jij zult ontroerd hebben
hij zal ontroerd hebben
wij zullen ontroerd hebben
jullie zullen ontroerd hebben
zij zullen ontroerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ontroeren
jij zou ontroeren
hij zou ontroeren
wij zouden ontroeren
jullie zouden ontroeren
zij zouden ontroeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ontroerd hebben
jij zou ontroerd hebben
hij zou ontroerd hebben
wij zouden ontroerd hebben
jullie zouden ontroerd hebben
zij zouden ontroerd hebben

Gebiedende wijs
ontroer

Aanvoegende wijs
ontroere

Voorbeelden

  1. Hij kan de jury ontroeren.
    He could move those jurors.
  2. Uw rouw zou haar zeker ontroeren.
    I 'm sure she 'd be moved by your period of mourning.
  3. Dat kan juryleden ontroeren, maar het is niet uw motief.
    That might move a jury, but that 's not your motive.
  4. Ik zou in tranen uitbarsten, de rechter ontroeren voor je.
    I could break down in tears, soften the judge up for ya.
  5. Hoe blij hij was dat schoonheid hem nog steeds kon ontroeren.
    That he was happy that beauty still moved him.
  6. Ik wil verhalen vertellen die mensen ontroeren, die een verschil maken.
    I wanna tell stories that move people, that make a difference.
  7. Je denkt dat ge gekheid me zal ontroeren en dat ik je ergens zal opsluiten
    You think insanity will move me and I 'll put you away somewhere.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden