Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ontkleden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ontkleed

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ontkleed
jij ontkleedt
hij ontkleedt
wij ontkleden
jullie ontkleden
zij ontkleden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ontkleed
jij hebt ontkleed
hij heeft ontkleed
wij hebben ontkleed
jullie hebben ontkleed
zij hebben ontkleed

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ontkleedde
jij ontkleedde
hij ontkleedde
wij ontkleedden
jullie ontkleedden
zij ontkleedden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ontkleed
jij had ontkleed
hij had ontkleed
wij hadden ontkleed
jullie hadden ontkleed
zij hadden ontkleed

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ontkleden
jij zult ontkleden
hij zal ontkleden
wij zullen ontkleden
jullie zullen ontkleden
zij zullen ontkleden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ontkleed hebben
jij zult ontkleed hebben
hij zal ontkleed hebben
wij zullen ontkleed hebben
jullie zullen ontkleed hebben
zij zullen ontkleed hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ontkleden
jij zou ontkleden
hij zou ontkleden
wij zouden ontkleden
jullie zouden ontkleden
zij zouden ontkleden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ontkleed hebben
jij zou ontkleed hebben
hij zou ontkleed hebben
wij zouden ontkleed hebben
jullie zouden ontkleed hebben
zij zouden ontkleed hebben

Gebiedende wijs
ontkleed

Aanvoegende wijs
ontklede

Voorbeelden

  1. Ontkleed en gewurgd.
    Undressed and strangled.
  2. Gekleed of ontkleed?
    Clothed or unclothed?
  3. Die is neergeslagen en ontkleed.
    Somebody cold-cocked him and stole his clothes.
  4. Gisteren heb ik je nog ontkleed.
    I undressed you only yesterday.
  5. Ze was ontkleed, haar hoofd werd geschoren voordat ze werd opgehangen.
    She was stripped, her head was shaved before she was hanged.
  6. ontkleden
    demystify
  7. Ga je je ontkleden?
    You 're going to undress?
  8. Zou Uwe Goedheid me willen ontkleden?
    Would Your Grace like me to disrobe?
  9. Bent u klaar om mij te ontkleden?
    Are you ready for me to undress?
  10. Ze moeten hen ontkleden, hun kleren verbranden.
    They must strip them, burn their clothes.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden