Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ontglippen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ontglipt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ontglip
jij ontglipt
hij ontglipt
wij ontglippen
jullie ontglippen
zij ontglippen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ontglipt
jij hebt ontglipt
hij heeft ontglipt
wij hebben ontglipt
jullie hebben ontglipt
zij hebben ontglipt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ontglipte
jij ontglipte
hij ontglipte
wij ontglipten
jullie ontglipten
zij ontglipten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ontglipt
jij had ontglipt
hij had ontglipt
wij hadden ontglipt
jullie hadden ontglipt
zij hadden ontglipt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ontglippen
jij zult ontglippen
hij zal ontglippen
wij zullen ontglippen
jullie zullen ontglippen
zij zullen ontglippen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ontglipt hebben
jij zult ontglipt hebben
hij zal ontglipt hebben
wij zullen ontglipt hebben
jullie zullen ontglipt hebben
zij zullen ontglipt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ontglippen
jij zou ontglippen
hij zou ontglippen
wij zouden ontglippen
jullie zouden ontglippen
zij zouden ontglippen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ontglipt hebben
jij zou ontglipt hebben
hij zou ontglipt hebben
wij zouden ontglipt hebben
jullie zouden ontglipt hebben
zij zouden ontglipt hebben

Gebiedende wijs
ontglip

Aanvoegende wijs
ontglippe

Voorbeelden

  1. Hier ontglip je niet aan. Zeg me waar Sofia is.
    You won 't get away with this, so just tell me where Sofia is.
  2. Laat haar niet ontglippen!
    Don 't let her get away.
  3. We laten het ontglippen.
    Let it slip away?
  4. Laat' r niet ontglippen.
    Don 't let her get away.
  5. Ik liet me alles ontglippen.
    I let everything it slip away.
  6. Dit mag ons niet ontglippen.
    I don 't want this getting away from us.
  7. Het lijkt je te ontglippen.
    It seems to be getting away from you.
  8. Hij voelde zijn carrière ontglippen.
    He felt his career slipping away.
  9. Laat haar niet weer ontglippen.
    Don 't let her get away again.
  10. Laat' t je niet ontglippen.
    Don 't let that escape you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden