NL: onteigenen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
onteigend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik onteigen jij onteigent hij onteigent wij onteigenen jullie onteigenen zij onteigenen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb onteigend jij hebt onteigend hij heeft onteigend wij hebben onteigend jullie hebben onteigend zij hebben onteigend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik onteigende jij onteigende hij onteigende wij onteigenden jullie onteigenden zij onteigenden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had onteigend jij had onteigend hij had onteigend wij hadden onteigend jullie hadden onteigend zij hadden onteigend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal onteigenen jij zult onteigenen hij zal onteigenen wij zullen onteigenen jullie zullen onteigenen zij zullen onteigenen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal onteigend hebben jij zult onteigend hebben hij zal onteigend hebben wij zullen onteigend hebben jullie zullen onteigend hebben zij zullen onteigend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou onteigenen jij zou onteigenen hij zou onteigenen wij zouden onteigenen jullie zouden onteigenen zij zouden onteigenen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou onteigend hebben jij zou onteigend hebben hij zou onteigend hebben wij zouden onteigend hebben jullie zouden onteigend hebben zij zouden onteigend hebben
|
| Gebiedende wijs |
onteigen
|
| Aanvoegende wijs |
| onteigene |