NL: ontcijferen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ontcijferd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ontcijfer jij ontcijfert hij ontcijfert wij ontcijferen jullie ontcijferen zij ontcijferen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ontcijferd jij hebt ontcijferd hij heeft ontcijferd wij hebben ontcijferd jullie hebben ontcijferd zij hebben ontcijferd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ontcijferde jij ontcijferde hij ontcijferde wij ontcijferden jullie ontcijferden zij ontcijferden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ontcijferd jij had ontcijferd hij had ontcijferd wij hadden ontcijferd jullie hadden ontcijferd zij hadden ontcijferd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ontcijferen jij zult ontcijferen hij zal ontcijferen wij zullen ontcijferen jullie zullen ontcijferen zij zullen ontcijferen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ontcijferd hebben jij zult ontcijferd hebben hij zal ontcijferd hebben wij zullen ontcijferd hebben jullie zullen ontcijferd hebben zij zullen ontcijferd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ontcijferen jij zou ontcijferen hij zou ontcijferen wij zouden ontcijferen jullie zouden ontcijferen zij zouden ontcijferen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ontcijferd hebben jij zou ontcijferd hebben hij zou ontcijferd hebben wij zouden ontcijferd hebben jullie zouden ontcijferd hebben zij zouden ontcijferd hebben
|
Gebiedende wijs |
ontcijfer
|
Aanvoegende wijs |
ontcijfere |