NL: onderwerpen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
onderworpen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik onderwerp jij onderwerpt hij onderwerpt wij onderwerpen jullie onderwerpen zij onderwerpen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb onderworpen jij hebt onderworpen hij heeft onderworpen wij hebben onderworpen jullie hebben onderworpen zij hebben onderworpen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik onderwierp jij onderwierp hij onderwierp wij onderwierpen jullie onderwierpen zij onderwierpen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had onderworpen jij had onderworpen hij had onderworpen wij hadden onderworpen jullie hadden onderworpen zij hadden onderworpen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal onderwerpen jij zult onderwerpen hij zal onderwerpen wij zullen onderwerpen jullie zullen onderwerpen zij zullen onderwerpen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal onderworpen hebben jij zult onderworpen hebben hij zal onderworpen hebben wij zullen onderworpen hebben jullie zullen onderworpen hebben zij zullen onderworpen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou onderwerpen jij zou onderwerpen hij zou onderwerpen wij zouden onderwerpen jullie zouden onderwerpen zij zouden onderwerpen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou onderworpen hebben jij zou onderworpen hebben hij zou onderworpen hebben wij zouden onderworpen hebben jullie zouden onderworpen hebben zij zouden onderworpen hebben
|
| Gebiedende wijs |
onderwerp
|
| Aanvoegende wijs |
| onderwerpe |