NL: ondervangen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ondervangen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ondervang jij ondervangt hij ondervangt wij ondervangen jullie ondervangen zij ondervangen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ondervangen jij hebt ondervangen hij heeft ondervangen wij hebben ondervangen jullie hebben ondervangen zij hebben ondervangen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik onderving jij onderving hij onderving wij ondervingen jullie ondervingen zij ondervingen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ondervangen jij had ondervangen hij had ondervangen wij hadden ondervangen jullie hadden ondervangen zij hadden ondervangen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ondervangen jij zult ondervangen hij zal ondervangen wij zullen ondervangen jullie zullen ondervangen zij zullen ondervangen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ondervangen hebben jij zult ondervangen hebben hij zal ondervangen hebben wij zullen ondervangen hebben jullie zullen ondervangen hebben zij zullen ondervangen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ondervangen jij zou ondervangen hij zou ondervangen wij zouden ondervangen jullie zouden ondervangen zij zouden ondervangen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ondervangen hebben jij zou ondervangen hebben hij zou ondervangen hebben wij zouden ondervangen hebben jullie zouden ondervangen hebben zij zouden ondervangen hebben
|
Gebiedende wijs |
ondervang
|
Aanvoegende wijs |
ondervange |