NL: ondertekenen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ondertekend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik onderteken jij ondertekent hij ondertekent wij ondertekenen jullie ondertekenen zij ondertekenen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ondertekend jij hebt ondertekend hij heeft ondertekend wij hebben ondertekend jullie hebben ondertekend zij hebben ondertekend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ondertekende jij ondertekende hij ondertekende wij ondertekenden jullie ondertekenden zij ondertekenden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ondertekend jij had ondertekend hij had ondertekend wij hadden ondertekend jullie hadden ondertekend zij hadden ondertekend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ondertekenen jij zult ondertekenen hij zal ondertekenen wij zullen ondertekenen jullie zullen ondertekenen zij zullen ondertekenen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ondertekend hebben jij zult ondertekend hebben hij zal ondertekend hebben wij zullen ondertekend hebben jullie zullen ondertekend hebben zij zullen ondertekend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ondertekenen jij zou ondertekenen hij zou ondertekenen wij zouden ondertekenen jullie zouden ondertekenen zij zouden ondertekenen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ondertekend hebben jij zou ondertekend hebben hij zou ondertekend hebben wij zouden ondertekend hebben jullie zouden ondertekend hebben zij zouden ondertekend hebben
|
| Gebiedende wijs |
onderteken
|
| Aanvoegende wijs |
| ondertekene |