Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ondergaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ondergegaan / onderging

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ga onder / onderga
jij gaat onder / ondergaat
hij gaat onder / ondergaat
wij gaan onder / ondergaan
jullie gaan onder / ondergaan
zij gaan onder / ondergaan

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik onderga / die ik onderga
dat jij ondergaat / die jij ondergaat
dat hij ondergaat / die hij ondergaat
dat wij ondergaan / die wij ondergaan
dat jullie ondergaan / die jullie ondergaan
dat zij ondergaan / die zij ondergaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben ondergegaan / heb ondergaan
jij bent ondergegaan / hebt ondergaan
hij is ondergegaan / heeft ondergaan
wij zijn ondergegaan / hebben ondergaan
jullie zijn ondergegaan / hebben ondergaan
zij zijn ondergegaan / zij hebben ondergaan

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ging onder / onderging
jij ging onder / onderging
hij ging onder / onderging
wij gingen onder / ondergingen
jullie gingen onder / ondergingen
zij gingen onder / ondergingen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik onderging
dat jij onderging
dat hij onderging
dat wij ondergingen
dat jullie ondergingen
dat zij ondergingen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was ondergegaan / had ondergaan
jij was ondergegaan / had ondergaan
hij was ondergegaan / had ondergaan
wij waren ondergegaan / hadden ondergaan
jullie waren ondergegaan / hadden ondergaan
zij waren ondergegaan / hadden ondergaan

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ondergaan
jij zult ondergaan
hij zal ondergaan
wij zullen ondergaan
jullie zullen ondergaan
zij zullen ondergaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ondergegaan zijn / ondergaan hebben
jij zult ondergegaan zijn / ondergaan hebben
hij zal ondergegaan zijn / ondergaan hebben
wij zullen ondergegaan zijn / ondergaan hebben
jullie zullen ondergegaan zijn / ondergaan hebben
zij zullen ondergegaan zijn / ondergaan hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ondergaan
jij zou ondergaan
hij zou ondergaan
wij zouden ondergaan
jullie zouden ondergaan
zij zouden ondergaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou zijn ondergegaan / hebben ondergaan
jij zou zijn ondergegaan / hebben ondergaan
hij zou zijn ondergegaan / hebben ondergaan
wij zouden zijn ondergegaan / hebben ondergaan
jullie zouden zijn ondergegaan / hebben ondergaan
zij zouden zijn ondergegaan zijn / hebben ondergaan

Gebiedende wijs
ga onder / onderga

Aanvoegende wijs
onderga

Voorbeelden


  1. diagnostic test

  2. Face the wrath of your bending?

  3. He must have an open-heart operation.

  4. It has been decided he must endure the tests.

  5. Grown-ups suffer consequences.

  6. These people are probably feeling the same way.

  7. Let justice be done upon him!

  8. Your husband has to undergo an angioplasty.

  9. I 'm going to have the operation.

  10. Why put ourselves through that?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden