NL: onderbouwen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
onderbouwd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik onderbouw jij onderbouwt hij onderbouwt wij onderbouwen jullie onderbouwen zij onderbouwen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb onderbouwd jij hebt onderbouwd hij heeft onderbouwd wij hebben onderbouwd jullie hebben onderbouwd zij hebben onderbouwd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik onderbouwde jij onderbouwde hij onderbouwde wij onderbouwden jullie onderbouwden zij onderbouwden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had onderbouwd jij had onderbouwd hij had onderbouwd wij hadden onderbouwd jullie hadden onderbouwd zij hadden onderbouwd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal onderbouwen jij zult onderbouwen hij zal onderbouwen wij zullen onderbouwen jullie zullen onderbouwen zij zullen onderbouwen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal onderbouwd hebben jij zult onderbouwd hebben hij zal onderbouwd hebben wij zullen onderbouwd hebben jullie zullen onderbouwd hebben zij zullen onderbouwd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou onderbouwen jij zou onderbouwen hij zou onderbouwen wij zouden onderbouwen jullie zouden onderbouwen zij zouden onderbouwen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou onderbouwd hebben jij zou onderbouwd hebben hij zou onderbouwd hebben wij zouden onderbouwd hebben jullie zouden onderbouwd hebben zij zouden onderbouwd hebben
|
| Gebiedende wijs |
onderbouw
|
| Aanvoegende wijs |
| onderbouwe |