NL: onaneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geonaneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik onaneer jij onaneert hij onaneert wij onaneren jullie onaneren zij onaneren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geonaneerd jij hebt geonaneerd hij heeft geonaneerd wij hebben geonaneerd jullie hebben geonaneerd zij hebben geonaneerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik onaneerde jij onaneerde hij onaneerde wij onaneerden jullie onaneerden zij onaneerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geonaneerd jij had geonaneerd hij had geonaneerd wij hadden geonaneerd jullie hadden geonaneerd zij hadden geonaneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal onaneren jij zult onaneren hij zal onaneren wij zullen onaneren jullie zullen onaneren zij zullen onaneren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geonaneerd hebben jij zult geonaneerd hebben hij zal geonaneerd hebben wij zullen geonaneerd hebben jullie zullen geonaneerd hebben zij zullen geonaneerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou onaneren jij zou onaneren hij zou onaneren wij zouden onaneren jullie zouden onaneren zij zouden onaneren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geonaneerd hebben jij zou geonaneerd hebben hij zou geonaneerd hebben wij zouden geonaneerd hebben jullie zouden geonaneerd hebben zij zouden geonaneerd hebben
|
Gebiedende wijs |
onaneer
|
Aanvoegende wijs |
onanere |