NL: omverhalen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
omvergehaald
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik haal omver jij haalt omver hij haalt omver wij halen omver jullie halen omver zij halen omver
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik omverhaal dat jij omverhaalt dat hij omverhaalt dat wij omverhalen dat jullie omverhalen dat zij omverhalen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb omvergehaald jij hebt omvergehaald hij heeft omvergehaald wij hebben omvergehaald jullie hebben omvergehaald zij hebben omvergehaald
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik haalde omver jij haalde omver hij haalde omver wij haalden omver jullie haalden omver zij haalden omver
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik omverhaalde dat jij omverhaalde dat hij omverhaalde dat wij omverhaalden dat jullie omverhaalden dat zij omverhaalden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had omvergehaald jij had omvergehaald hij had omvergehaald wij hadden omvergehaald jullie hadden omvergehaald zij hadden omvergehaald
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal omverhalen jij zult omverhalen hij zal omverhalen wij zullen omverhalen jullie zullen omverhalen zij zullen omverhalen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal omvergehaald hebben jij zult omvergehaald hebben hij zal omvergehaald hebben wij zullen omvergehaald hebben jullie zullen omvergehaald hebben zij zullen omvergehaald hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou omverhalen jij zou omverhalen hij zou omverhalen wij zouden omverhalen jullie zouden omverhalen zij zouden omverhalen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou omvergehaald hebben jij zou omvergehaald hebben hij zou omvergehaald hebben wij zouden omvergehaald hebben jullie zouden omvergehaald hebben zij zouden omvergehaald hebben
|
Gebiedende wijs |
haal omver
|
Aanvoegende wijs |
omverhale |