Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: omspellen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
omgespeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spel om
jij spelt om
hij spelt om
wij spellen om
jullie spellen om
zij spellen om

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omspel
dat jij omspelt
dat hij omspelt
dat wij omspellen
dat jullie omspellen
dat zij omspellen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb omgespeld
jij hebt omgespeld
hij heeft omgespeld
wij hebben omgespeld
jullie hebben omgespeld
zij hebben omgespeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spelde om
jij spelde om
hij spelde om
wij spelden om
jullie spelden om
zij spelden om

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omspelde
dat jij omspelde
dat hij omspelde
dat wij omspelden
dat jullie omspelden
dat zij omspelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had omgespeld
jij had omgespeld
hij had omgespeld
wij hadden omgespeld
jullie hadden omgespeld
zij hadden omgespeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal omspellen
jij zult omspellen
hij zal omspellen
wij zullen omspellen
jullie zullen omspellen
zij zullen omspellen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal omgespeld hebben
jij zult omgespeld hebben
hij zal omgespeld hebben
wij zullen omgespeld hebben
jullie zullen omgespeld hebben
zij zullen omgespeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou omspellen
jij zou omspellen
hij zou omspellen
wij zouden omspellen
jullie zouden omspellen
zij zouden omspellen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou omgespeld hebben
jij zou omgespeld hebben
hij zou omgespeld hebben
wij zouden omgespeld hebben
jullie zouden omgespeld hebben
zij zouden omgespeld hebben

Gebiedende wijs
spel om

Aanvoegende wijs
omspelle

Voorbeelden

  1. Waar gaat het spel om, Peter?
    What 's the game here, Peter?
  2. Een spel om het raadsel ingewikkeld te maken.
    Like a game to make the puzzle so complicated.
  3. Ze hebben vrij spel om te doen wat ze willen.
    They 've got free rein to do what they like.
  4. Jij zette alles op het spel om een onbekende te helpen.
    You risked everything to help a stranger from another world.
  5. Er staat teveel op het spel om ruzie te gaan maken.
    There is far too much at stake for us to argue.
  6. Speel je daarom' n ziek spel om je oma te kwetsen?
    Is this some sick game you 're playing to hurt your grandmother?
  7. Sommige Chinezen zetten hun leven op het spel om naar Amerika te komen.
    You know... Chinese people risk their lives to get to America.
  8. De Tengger zetten alles op het spel om aan hun vulkaangod te offeren.
    The Tengger risk all to bring sacrifices for a Volcano God.
  9. Ik zette mijn carrière op het spel om bij de missie te blijven.
    I risked my career so I could stay on the mission.
  10. Er staat te veel op het spel om... mijn principes hoog te willen houden.
    There 's too much at stake to let... my morality get in the way.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden