Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: omslaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
omgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sla om
jij slaat om
hij slaat om
wij slaan om
jullie slaan om
zij slaan om

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omsla
dat jij omslaat
dat hij omslaat
dat wij omslaan
dat jullie omslaan
dat zij omslaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb omgeslagen
jij hebt omgeslagen
hij heeft omgeslagen
wij hebben omgeslagen
jullie hebben omgeslagen
zij hebben omgeslagen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sloeg om
jij sloeg om
hij sloeg om
wij sloegen om
jullie sloegen om
zij sloegen om

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omsloeg
dat jij omsloeg
dat hij omsloeg
dat wij omsloegen
dat jullie omsloegen
dat zij omsloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had omgeslagen
jij had omgeslagen
hij had omgeslagen
wij hadden omgeslagen
jullie hadden omgeslagen
zij hadden omgeslagen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal omslaan
jij zult omslaan
hij zal omslaan
wij zullen omslaan
jullie zullen omslaan
zij zullen omslaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal omgeslagen hebben
jij zult omgeslagen hebben
hij zal omgeslagen hebben
wij zullen omgeslagen hebben
jullie zullen omgeslagen hebben
zij zullen omgeslagen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou omslaan
jij zou omslaan
hij zou omslaan
wij zouden omslaan
jullie zouden omslaan
zij zouden omslaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou omgeslagen hebben
jij zou omgeslagen hebben
hij zou omgeslagen hebben
wij zouden omgeslagen hebben
jullie zouden omgeslagen hebben
zij zouden omgeslagen hebben

Gebiedende wijs
sla om

Aanvoegende wijs
omsla

Voorbeelden

  1. Hij kan zo omslaan.
    He 'll turn easy.
  2. We kunnen niet omslaan.
    We can 't lay alongside.
  3. Ik wil de bladzijde omslaan.
    I wanna turn the page.
  4. Spel kan ineens omslaan, Shade.
    Game can change in an instant, Shade.
  5. Ik wil de bladzij omslaan.
    I want to turn a page.
  6. Zijn humeur kan zomaar omslaan.
    His moods can really swing.
  7. We kunnen' n nieuwe bladzijde omslaan.
    We could turn over a new leaf.
  8. Heeft hij de auto laten omslaan?
    Is he the one that flipped the car? Yeah.
  9. Omdat je ons had kunnen laten omslaan.
    Because you could have flipped us over.
  10. Misschien wil je een poncho omslaan, Holden.
    You might want to don a poncho, Holden.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden