Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: omschakelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
omgeschakeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schakel om
jij schakelt om
hij schakelt om
wij schakelen om
jullie schakelen om
zij schakelen om

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omschakel
dat jij omschakelt
dat hij omschakelt
dat wij omschakelen
dat jullie omschakelen
dat zij omschakelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb omgeschakeld
jij hebt omgeschakeld
hij heeft omgeschakeld
wij hebben omgeschakeld
jullie hebben omgeschakeld
zij hebben omgeschakeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schakelde om
jij schakelde om
hij schakelde om
wij schakelden om
jullie schakelden om
zij schakelden om

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omschakelde
dat jij omschakelde
dat hij omschakelde
dat wij omschakelden
dat jullie omschakelden
dat zij omschakelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had omgeschakeld
jij had omgeschakeld
hij had omgeschakeld
wij hadden omgeschakeld
jullie hadden omgeschakeld
zij hadden omgeschakeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal omschakelen
jij zult omschakelen
hij zal omschakelen
wij zullen omschakelen
jullie zullen omschakelen
zij zullen omschakelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal omgeschakeld hebben
jij zult omgeschakeld hebben
hij zal omgeschakeld hebben
wij zullen omgeschakeld hebben
jullie zullen omgeschakeld hebben
zij zullen omgeschakeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou omschakelen
jij zou omschakelen
hij zou omschakelen
wij zouden omschakelen
jullie zouden omschakelen
zij zouden omschakelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou omgeschakeld hebben
jij zou omgeschakeld hebben
hij zou omgeschakeld hebben
wij zouden omgeschakeld hebben
jullie zouden omgeschakeld hebben
zij zouden omgeschakeld hebben

Gebiedende wijs
schakel om

Aanvoegende wijs
omschakele

Voorbeelden

  1. Niet omschakelen.
    Don 't touch that dial!
  2. We gaan omschakelen.
    We 're diverting.
  3. Je kunt niet omschakelen.
    You can 't make a switch.
  4. Tja omschakelen en aanpassen, toch?
    Well... We adjust and adapt, yes?
  5. Ja, hallo, ik wil omschakelen naar papierloze facturatie.
    Yes, hello, I 'd like to switch to paperless billing.
  6. Omschakelen van de polariteit van de neutronen stroming.
    Reversing the polarity of the neutron flow.
  7. Je liet hem omschakelen voordat hij Indiaan werd.
    You made him switch from being Indian.
  8. we gaan deze minuutcentrum sectie omschakelen naar dat van een gelijksoortig universum.
    We 're going to switch this minute center section with that of a separate universe.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden