Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: omhalen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
omgehaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik haal om
jij haalt om
hij haalt om
wij halen om
jullie halen om
zij halen om

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omhaal
dat jij omhaalt
dat hij omhaalt
dat wij omhalen
dat jullie omhalen
dat zij omhalen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb omgehaald
jij hebt omgehaald
hij heeft omgehaald
wij hebben omgehaald
jullie hebben omgehaald
zij hebben omgehaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik haalde om
jij haalde om
hij haalde om
wij haalden om
jullie haalden om
zij haalden om

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omhaalde
dat jij omhaalde
dat hij omhaalde
dat wij omhaalden
dat jullie omhaalden
dat zij omhaalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had omgehaald
jij had omgehaald
hij had omgehaald
wij hadden omgehaald
jullie hadden omgehaald
zij hadden omgehaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal omhalen
jij zult omhalen
hij zal omhalen
wij zullen omhalen
jullie zullen omhalen
zij zullen omhalen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal omgehaald hebben
jij zult omgehaald hebben
hij zal omgehaald hebben
wij zullen omgehaald hebben
jullie zullen omgehaald hebben
zij zullen omgehaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou omhalen
jij zou omhalen
hij zou omhalen
wij zouden omhalen
jullie zouden omhalen
zij zouden omhalen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou omgehaald hebben
jij zou omgehaald hebben
hij zou omgehaald hebben
wij zouden omgehaald hebben
jullie zouden omgehaald hebben
zij zouden omgehaald hebben

Gebiedende wijs
haal om

Aanvoegende wijs
omhale

Voorbeelden

  1. Ik denk niet dat ik het haal om te lunchen vandaag.
    I don 't think I 'll be able to make it for lunch today.
  2. Waar ik de tijd vandaan haal om gumbo te maken, wil je weten?
    How do I find the time to make gumbo, you ask?
  3. Je wilt toch niet dat ik Jim haal om me te helpen, of wel?
    You don 't want me to get Jim to help me, now do you?
  4. Je houdt er normaal van als ik je van school haal om hockey te spelen.
    You usually love when I pull you out of school to play hockey.
  5. Ik denk dat ik een fles van onze beste Dom haal om het te vieren.
    I think I will grab us a bottle of our best Dom to celebrate.
  6. Zelfs als ik het niet haal om terug naar huis te gaan... moet ik het proberen.
    Even if... Even if I don 't make it home... I have to try.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden