Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: omdraaien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
omgedraaid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik draai om
jij draait om
hij draait om
wij draaien om
jullie draaien om
zij draaien om

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omdraai
dat jij omdraait
dat hij omdraait
dat wij omdraaien
dat jullie omdraaien
dat zij omdraaien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb omgedraaid
jij hebt omgedraaid
hij heeft omgedraaid
wij hebben omgedraaid
jullie hebben omgedraaid
zij hebben omgedraaid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik draaide om
jij draaide om
hij draaide om
wij draaiden om
jullie draaiden om
zij draaiden om

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik omdraaide
dat jij omdraaide
dat hij omdraaide
dat wij omdraaiden
dat jullie omdraaiden
dat zij omdraaiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had omgedraaid
jij had omgedraaid
hij had omgedraaid
wij hadden omgedraaid
jullie hadden omgedraaid
zij hadden omgedraaid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal omdraaien
jij zult omdraaien
hij zal omdraaien
wij zullen omdraaien
jullie zullen omdraaien
zij zullen omdraaien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal omgedraaid hebben
jij zult omgedraaid hebben
hij zal omgedraaid hebben
wij zullen omgedraaid hebben
jullie zullen omgedraaid hebben
zij zullen omgedraaid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou omdraaien
jij zou omdraaien
hij zou omdraaien
wij zouden omdraaien
jullie zouden omdraaien
zij zouden omdraaien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou omgedraaid hebben
jij zou omgedraaid hebben
hij zou omgedraaid hebben
wij zouden omgedraaid hebben
jullie zouden omgedraaid hebben
zij zouden omgedraaid hebben

Gebiedende wijs
draai om

Aanvoegende wijs
omdraaie

Voorbeelden

  1. Draai je om, draai om, draai om.
    Turn around. Turn around, turn around.
  2. Draai om, stomkop.
    Turn, you fool! Turn!
  3. Draai om, allebei.
    Turn around, both of you!
  4. Draai om, broeder!
    Turn around, brother!
  5. Hé, draai om, Tom!
    Hey, swing around, Tom!
  6. Kom op, draai om.
    Come on. Turn around.
  7. En draai om, Hektor.
    And turn around, Hektor.
  8. Dus ik draai om, oké?
    So I 'm gonna turn around, okay?
  9. Draai om en ga weg.
    Turn around and leave!
  10. Galactica, Narcho, ik draai om.
    Galactica, Narcho, coming around.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden