Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: omcirkelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
omcirkeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik omcirkel
jij omcirkelt
hij omcirkelt
wij omcirkelen
jullie omcirkelen
zij omcirkelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb omcirkeld
jij hebt omcirkeld
hij heeft omcirkeld
wij hebben omcirkeld
jullie hebben omcirkeld
zij hebben omcirkeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik omcirkelde
jij omcirkelde
hij omcirkelde
wij omcirkelden
jullie omcirkelden
zij omcirkelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had omcirkeld
jij had omcirkeld
hij had omcirkeld
wij hadden omcirkeld
jullie hadden omcirkeld
zij hadden omcirkeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal omcirkelen
jij zult omcirkelen
hij zal omcirkelen
wij zullen omcirkelen
jullie zullen omcirkelen
zij zullen omcirkelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal omcirkeld hebben
jij zult omcirkeld hebben
hij zal omcirkeld hebben
wij zullen omcirkeld hebben
jullie zullen omcirkeld hebben
zij zullen omcirkeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou omcirkelen
jij zou omcirkelen
hij zou omcirkelen
wij zouden omcirkelen
jullie zouden omcirkelen
zij zouden omcirkelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou omcirkeld hebben
jij zou omcirkeld hebben
hij zou omcirkeld hebben
wij zouden omcirkeld hebben
jullie zouden omcirkeld hebben
zij zouden omcirkeld hebben

Gebiedende wijs
omcirkel

Aanvoegende wijs
omcirkele

Voorbeelden

  1. Omcirkel dat daar.
    Circle that right there.
  2. Ik omcirkel vleesvliegen.
    Circling blowflies.
  3. Omcirkel die datum, Nick.
    Circle the date, Nick.
  4. Omcirkel hen. Schakel ze uit.
    circle around. take them out.
  5. Spreid je uit en omcirkel hem.
    The rest of you spread out and circle it.
  6. Kopieër dat, omcirkel het, schrijf het.
    Copy that, circle it, write it.
  7. Omcirkel in elke naam één letter.
    Circle one letter in every name.
  8. Dat geeft niet. Omcirkel de 1 maar.
    Not important, just make a circle around number 1.
  9. Omcirkel bloedvaten, ik heb distale controle nodig.
    Vessel loops, help me get distal control.
  10. Omcirkel alle namen die toen getrouwd waren.
    Circle all the names of those were married when you met.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden