Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ombrengen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
omgebracht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik breng om
jij brengt om
hij brengt om
wij brengen om
jullie brengen om
zij brengen om

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ombreng
dat jij ombrengt
dat hij ombrengt
dat wij ombrengen
dat jullie ombrengen
dat zij ombrengen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb omgebracht
jij hebt omgebracht
hij heeft omgebracht
wij hebben omgebracht
jullie hebben omgebracht
zij hebben omgebracht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bracht om
jij bracht om
hij bracht om
wij brachten om
jullie brachten om
zij brachten om

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ombracht
dat jij ombracht
dat hij ombracht
dat wij ombrachten
dat jullie ombrachten
dat zij ombrachten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had omgebracht
jij had omgebracht
hij had omgebracht
wij hadden omgebracht
jullie hadden omgebracht
zij hadden omgebracht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ombrengen
jij zult ombrengen
hij zal ombrengen
wij zullen ombrengen
jullie zullen ombrengen
zij zullen ombrengen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal omgebracht hebben
jij zult omgebracht hebben
hij zal omgebracht hebben
wij zullen omgebracht hebben
jullie zullen omgebracht hebben
zij zullen omgebracht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ombrengen
jij zou ombrengen
hij zou ombrengen
wij zouden ombrengen
jullie zouden ombrengen
zij zouden ombrengen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou omgebracht hebben
jij zou omgebracht hebben
hij zou omgebracht hebben
wij zouden omgebracht hebben
jullie zouden omgebracht hebben
zij zouden omgebracht hebben

Gebiedende wijs
breng om

Aanvoegende wijs
ombrenge

Voorbeelden

  1. Hij denkt dat ik haar elders breng om haar te ruilen voor het pistool.
    He thinks I 'm taking her elsewhere to meet you in exchange for the gun.
  2. Ombrengen, bedoelt u?
    Don 't you mean kill? Yes, sir.
  3. Nee, hem ombrengen.
    No, uh... take him out.
  4. Wie wil ons ombrengen?
    Who 's trying to kill us?
  5. Zal ik hem ombrengen?
    Should I kill him?
  6. Hij wil daklozen ombrengen.
    He wants to kill the homeless.
  7. We gaan Russen ombrengen.
    Let 's kill some Russians!
  8. Hem moet ik ombrengen.
    The man I was sent to kill.
  9. Ze gaan haar ombrengen.
    They 're going to execute her.
  10. Ze zullen ons ombrengen.
    They 're totally gonna kill us.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden