NL: nursen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
genurset
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik nurse jij nurset hij nurset wij nursen jullie nursen zij nursen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb genurset jij hebt genurset hij heeft genurset wij hebben genurset jullie hebben genurset zij hebben genurset
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik nursete jij nursete hij nursete wij nurseten jullie nurseten zij nurseten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had genurset jij had genurset hij had genurset wij hadden genurset jullie hadden genurset zij hadden genurset
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal nursen jij zult nursen hij zal nursen wij zullen nursen jullie zullen nursen zij zullen nursen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal genurset hebben jij zult genurset hebben hij zal genurset hebben wij zullen genurset hebben jullie zullen genurset hebben zij zullen genurset hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou nursen jij zou nursen hij zou nursen wij zouden nursen jullie zouden nursen zij zouden nursen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou genurset hebben jij zou genurset hebben hij zou genurset hebben wij zouden genurset hebben jullie zouden genurset hebben zij zouden genurset hebben
|
| Gebiedende wijs |
nurse
|
| Aanvoegende wijs |
| nurse |